- aankomen
- {{aankomen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [arriveren; naderen] arriver2 [het doel treffen] atteindre son but3 [komen aanzetten] s'amener4 [bij toeval aanraken] heurter (qc. contre qc.); 〈zachtjes〉 effleurer (qc. de qc.)5 [in gewicht toenemen] prendre du poids6 [+ op][neerkomen] dépendre(de)7 [genezen] reprendre des forces♦voorbeelden:1 de gasten zijn aangekomen • les invités sont arrivéseen botsing zien aankomen • prévoir un accidentde bus komt er aan • voilà le bus qui arriveeven bij iemand aankomen • faire un saut chez qn.2 die klap kwam (hard) aan • ce coup a porté3 hij zal je zien aankomen • il refusera à coup sûrje hoeft met dat plan bij hem niet aan te komen • inutile de lui soumettre ce projetmet een voorstel aankomen • présenter une proposition5 ik ben vijf pond aangekomen • j'ai pris deux kilos et demi6 alles komt op hem aan • tout repose sur ses épaulesiets op het laatste ogenblik laten aankomen • attendre le dernier moment pour faire qc.het op een scheiding laten aankomen • risquer le divorceII 〈onpersoonlijk werkwoord〉1 [gelden, betreffen] s'agir (de)♦voorbeelden:1 nu komt het erop aan op te treden • maintenant, il s'agit, il importe d'intervenirnu komt het erop aan • c'est le moment ou jamaishet komt niet op vijf minuten aan • nous n'en sommes pas à cinq minutes près
Deens-Russisch woordenboek. 2015.